DE DRIELEDIGE MENS
Lichaam, ziel en geest (2)
Of je de antroposofie nu wel of geen wetenschap noemt of een pseudowetenschap, wie zich bezig houdt met Steiners boeken en/of voordrachten zal daaruit niet anders kunnen opmaken dan dat Steiner zich veel moeite getroostte, de begrippen die hij wilde gebruiken, zo precies mogelijk te omschrijven.
Dat hoort bij wetenschap.
Bij zijn methode van beschrijven hoort het karakteriseren van tegenstellingen.
TEGENSTELLINGEN
‘Aus Widersprüchen besteht die Wirklichkeit. Wir begreifen die Wirklichkeit nicht, wenn wir nicht die Widersprüche in der Welt schauen.'[1]
‘De werkelijkheid bestaat uit tegenstrijdigheden. We begrijpen de werkelijkheid niet, wanneer we de tegenstrijdigheden in de wereld niet zijn.’
Dat onderscheiden is belangrijk: je leert meer van de tegenstellingen dan van de overeenkomsten.
ERVARINGEN
We hebben ze allemaal, soortgelijke ervaringen: ik ben dol op gevulde speculaas. Bij de bakker ruik ik het, ik zie het liggen.
Geef ik toe aan die directe trek, of niet? Even zet ik het proces stil: ik denk na. Toch maar niet, gisteren eigenlijk al te veel gesnoept.
De (bakkers)wereld komt via mijn zintuigen bij me binnen. Allerlei gevoelens komen op: hmm…lekker. Dat is de werking van mijn ziel: zij maakt de buitenwereld tot mijn binnenwereld, mijn belevingswereld. Geef ik toe aan wat ik nu beleef, ervaar: de trek in dat lekkers of geef ik er niet aan toe, m.a.w.: beheers ik me en loop ik verder. Ik denk na en besluit niet toe te geven aan mijn eerste impuls.
KINDEREN
Ik heb lang in het onderwijs gewerkt. Als je, vooral tegen jongere kinderen, enthousiast zegt dat we –zo dadelijk- buiten gaan spelen, loop je het risico dat de helft spontaan opstaat en naar de gang gaat. Je kondigde dit eigenlijk aan om eerst wat afspraken te maken. Maar de kinderen, met hun zielenvermogen om de buitenwereld tot binnenwereld te maken, zetten hun wereld niet stil door na te denken: in tegendeel: ze komen meteen in beweging: ze hebben er zin in; ze willen graag.
Uit deze voorbeelden blijkt dat de ziel niet zomaar ziel is: ze beweegt zich naar de inkeer van het denken; en naar het uitbundige van het doen.
PROBLEEM
Voor het preciezere beschrijven van de ziel doet zich nu een moeilijkheid voor: als deze stoffelijk zou zijn, kon ik exact aangeven hoe deze eruit ziet: die vorm, zo zwaar, die kleur enz. De ziel heeft geen „zijns“ karakter; toch moet ik mij bedienen van woorden die ook op begrippen van toepassing zijn die „zijns“karakter hebben .
ZIEL
De ‘inhoud’ van de ziel zijn de gevoelens die grofweg zijn in te delen in sympathie en antipathie, met veel denkbare variaties. Naar buiten toe wordt ze handelend; doend, willend. Naar binnen gericht: denkend, overpeinzend.
GEVOEL
Zo zou men kunnen spreken van: gevoel als teruggehouden wil; nog niet uitgevoerde handeling enerzijds; en nog niet geworden gedachte anderzijds.(GA293)
ZIEL: EEN VERMOGEN WAARMEE DE MENS ZICH DENKEND, VOELEND EN WILLEND UIT
IK
Maar de mens: dat zijn wij: U en ik en als we over ons zelf spreken, kunnen we alleen maar het woordje Ik gebruiken.
Ik heb dus een vermogen waarmee ik mij voelend, denkend en willend uit: MIJN ZIEL
[1]GA 293/129
Pingback: WAT OP DEZE BLOG STAAT « antroposofie: een inspiratie
Pingback: DE DRIELEDIGE MENS(3) « antroposofie: een inspiratie
Pingback: DE VIERLEDIGE MENS (4) | antroposofie: een inspiratie
Pingback: WAT STAAT OP DEZE BLOG | antroposofie: een inspiratie