.
….De mens en de andere dieren….
.
‘De mens is een dier. Punt!’, beweert Jelle Reumer.
Dat is veel te ongenuanceerd gezegd, zoals ik hier aantoonde.
We lezen het steeds vaker: ‘de mens en de andere dieren’, daarmee suggererend dat de mens uitsluitend een dier zou zijn.
Ook in Nemo-kennislink van 11-05-2023 bij monde van de auteur Stijn Schreven worden we a.h.w. op een beetje manipulerende manier – mocht je er anders over denken – weggezet als iemand die er ‘hardnekkig’ verkeerd over denkt.
Hij laat zich in zijn artikel leiden door de opvattingen van José Joordens, bijzonder hoogleraar Paleo-ecologie en Evolutie van Mensachtigen aan de Universiteit Maastricht en senior onderzoeker bij Naturalis Biodiversity Center, die ons voorhoudt dat ‘het in ons zit om onszelf hoger in te schatten dan we zijn”,
Zij – en Reumer (en natuurlijk vele anderen) – houden deze opvatting er verantwoordelijk voor dat ‘de mens’ daarmee een vrijbrief zou hebben om zo om te gaan met dieren als hem dat uitkomt, inclusief uitbuiting.
Maar de mens een plaats geven in de schepping die niet dezelfde is als die van het dier, betekent niet automatisch waar Joordens bang voor is en wat ze kennelijk wil voorkomen door ons een plaats onder (te midden van) de dieren te geven:
“Door iemand – een ander wezen of persoon – in een hokje te stoppen en niet als gelijke, maar als minder te zien, geef je jezelf een vrijbrief om ermee om te gaan zoals je wil. Je kunt macht uitoefenen over degene in dat andere hokje. Van mensen van een andere kleur zeiden witte kolonisators tijdens de slavernij dat ze zo anders waren dat ze eigenlijk niet echt mens waren, en dat ze geen pijn voelden. Dat lijkt erg op wat we nu nog met dieren doen.”
“Ze denkt dat we over enkele decennia met dezelfde afschuw terugkijken op industriële veehouderij als waarmee we nu naar slavernij kijken.”
Opmerkelijk in de ‘bewijsvoering’ dat de mens een ‘ander’ dier is, zijn de vergelijkingen die er tussen mens en dier zijn te maken en die overeenkomen.
Maar – en dit is bv. m.i. (weer) een van realistische filosofische gezichtspunten van Steiner: het wezen van de dingen wordt niet duidelijk door ze met elkaar te vergelijken, maar door te onderzoeken waarin ze verschillen.
Mevrouw Joordens zegt: ‘
‘Als je gaat zoeken, vind je altijd andere dieren die iets soortgelijks doen als de mens. Die kun je vergelijken: doen wij dat een beetje meer, minder of anders? Ik kan geen enkele eigenschap noemen die totaal uniek is voor mensen.”
Dat ze geen enkele eigenschap kan noemen, wil natuurlijk niet zeggen dat deze er niet is of zijn. Zij ziet dat niet en op grond van deze (niet)waarneming baseert zij een mening.
Maar: ‘met de waarneming is niet tegelijkertijd het daarbij behorende begrip gegeven’, aldus Steiner in ‘De filosofie van de vrijheid’ of min of meer met dezelfde strekking: ‘de waarheid ligt niet in onze mening, maar in de feiten’ of ‘het komt erop aan dat men met de dingen die men ziet, de juiste gedachten verbindt.’
Waarnemen en daaraan gedachten verbinden, kan ook zo:
Ik weet niet of Mevrouw Joordens of Mijnheer Schreven weleens boven de wieg van een pas geboren kindje hebben gestaan. En zich met zo vele ouders innerlijk, al kijkend, de vraag hebben gesteld: wie ben jij? Wat kom je hier doen? Hoe zal jouw leven verlopen?
En we weten dat we daarop geen antwoord krijgen – dat er pas aan het eind van dat leven over deze vragen iets gezegd kan worden.
Ik weet ook niet of ze de ervaring hebben eens boven een nest jonge katten of honden gebogen te hebben gestaan. En hebben ervaren dat daarbij die vraag ‘wat zal die worden’ niet opkwam en als die al was opkomen, was het antwoord simpel: ‘een oude kat of een oude hond’.
Dit is geen flauw grapje, maar de kern van het grote verschil tussen mens en dier.
Bij de mens kunnen we naar de biografie vragen – die voor ieder mens verschillend is! – de dieren hebben geen biografie.
De mens is altijd gericht op een toekomst; de dieren wikkelen op zeker ogenblijk herhalend hun ‘heden’ af.
Wanneer je het leven van een leeuw beschrijft, beschrijf je daarmee ook het leven van zijn zoon of kleinzoon bv. Dat is bij de mens uitgesloten: de biografie van vader, zoon en kleinzoon verschillen dermate van elkaar dat je ze alle drie als volstrekt uniek moet beschouwen.
Ondanks verschillen in o.a. karakter en wat zich daaromheen kan groeperen, wordt hier de leeuw als groep beschreven. Dat kan voor het individuele van de mens niet: die is a.h.w. ‘een rijk op zich’.
Dat geldt ook niet voor het bijzondere karakter van poes of hond waarvan baasje denkt, dat het een volstrekt uniek wezen is. In de grond van de zaak wordt een jonge kat een oude en een hond of konijn net zo.
Dat de mens een oud mens wordt, is nu juist het essentiële verschil, want met het ouder worden, tekent zich nu juist dit eenmalige, unieke af.
Met dit grote verschil hangt tegelijkertijd samen dat wij ‘als individueel rijk’ een ‘Ik’ zijn. Ieder mens kan de tafel een tafel noemen, een ander mens een ‘jij’, maar ‘Ik’ – als het om mij gaat -kan niet door een ander worden uitgesproken: ik zelf ben de enige – dat rijk op zich – die daartoe in staat is.
In de dierenwereld is een groep een rijk op zich; in de mensenwereld is ieder individu dat.
Een grotere tegenstelling kun je bijna niet op het spoor komen.
Er zijn heel veel overeenkomsten – en dan toch nog even terug naar de vier rijken die als tegenstelling duidelijkheid verschaffen hoe het er in de schepping uitziet:
het lichamelijke – het rijk van de mineralen: stoffen die mens en aarde gezamenlijk hebben; niet levend en onbeweeglijk;
het leven – het rijk van de planten: groei en voortplanting, ontwikkeling, sterven; levend en bewegend, maar niet van binnenuit,
De planten bestaan ook uit het vorige rijk: de stoffen.
Ook al bestaat de plant uit stoffen, we noemen deze geen ‘hoger mineraal’.
het gevoelsleven – het rijk van de dieren: instincten, driften, begeerten; uit de vorige rijken: stoffen; het leven, de voortplanting, de groei en bewegend, maar dit nu van binnenuit.
Ook al heeft het dier het minerale en plantaardige in zich, we noemen een dier geen ‘hogere plant’.
Het is het rijk waar we zenuwen en zintuigen vinden, dus bewustzijn en beleving.
M.n. dit hebben we met de dieren gemeenschappelijk.
Wie ooit heeft meegemaakt hoe een kruipend kindje voor het eerst echt gaat staan, kan de beleving hebben: nu hoort het bij de echte mensenwereld.
Waarom: het staat rechtop!
En opnieuw is het onbegrijpelijk dat de mensen die zo makkelijk beweren …en de andere dieren…niet zien dat er geen wezen in de schepping is dat zich rechtop voortbeweegt.
De ruggengraten van de dieren – ook van die onder die 5500 zoogdieren! bevinden zich – in horizontale richting boven de aarde. De mens is de enige die in de verticaal komt als een vanzelfsprekendheid.
Bij zo ’n dier hangt de kop aan de ruggengraat; bij een mens rust het hoofd op de ruggengraat. Grotere tegenstellingen zijn er eigenlijk niet zichtbaar.
Nog een significant verschil:
Mevrouw Joordens geeft eigenlijk de voorzet al: “Ze denkt dat we over enkele decennia met dezelfde afschuw terugkijken op industriële veehouderij als waarmee we nu naar slavernij kijken.”
Filosofisch door Steiner op een abstracter niveau uitgesproken: ‘De ontwikkeling van de mens bestaat erin dat hij van bewustzijnsniveau naar bewustzijnsniveau verder gaat.’
En noem dat maar geen verschil: of je je kan ontwikkelen of dat je dat vermogen niet hebt.
Even wat genuanceerder: ‘binnen het gebied dat mens en dier gemeenschappelijk hebben: gevoelens en bewustzijn, zie je dat er bij de dieren een bepaald ‘leren’ mogelijk is.
Maar als je al dat leren karakteriseert, kom je tot de conclusie dat het allemaal in dienst staat van het in stand houden van het eigen lichaam of hooguit de eigen soort.
Als rode draad loopt toch door deze kleine beschouwing over ontwikkeling dat de mens voor ontwikkeling geboren is, het dier echter wikkelt een groot deel van zijn leven af, nadat de geslachtsrijpheid is ingetreden.
Uiteraard is er nog meer en ook het bovenstaande zou nog meer in detail uitgewerkt kunnen worden.
Ook het gegeven dat de mens een Ik-zegger’ is, vraagt om veel meer beschouwing. Voor Steiner overigens wel een reden om de mens ‘de kroon op de schepping’ te noemen.
Voor wie zich door hem laat inspireren zeker geen aansporing om met de dieren ‘maar te doen wat ons goeddunkt’.
Door zijn zienswijze is er bij mij veel eerbied ontstaan voor ‘mens en wereld’. En dat geldt concreet bv. ook voor de uit Steiners visie voortgekomen ‘biologisch-dynamische’ landbouw, waar de koeien in ieder geval hun horens nog hebben en de kalveren relatief lang bij de moederkoe blijven – om maar wat te noemen.
Het speculeren dat dit ‘kroon op de schepping’ tot verkeerde opvattingen kan leiden, kan net zo speculatief gebruikt worden met de opmerking van Mevrouw Joodsen ‘dat nu de studenten duidelijk binnenkomen met het idee dat de mens een dier is als alle andere’.
Als dat andere dier – laten we zeggen het konijn van onze kinderen – doodgaat, kopen we gewoon een ‘nieuw’, een ander konijn. Het is inwisselbaar. Wordt met deze nieuwe visie nu ook de mens op deze manier ‘inwisselbaar’?
Grof gezegd: verwekken we (snel) een ander kind als er in een gezin een is gestorven?
De praktijk van het leven ziet er gelukkig nog anders uit. Steeds verder groeit het besef dat zelfs het ongeboren overleden kind ‘iemand was’. Die een naam verdient, een plaats in het bevolkingsregister en een eigen begraafplaats.
Die gevoelens zijn diep in de mens verankerd, omdat ze door de mens als zuiver menselijk worden beleefd.
Voor Mevrouw Joordens lijkt dat toch anders te moeten: “Veel mensen hebben de theorie [….de mens en de andere dieren…] officieel wel omarmd, maar diep van binnen blijft het gevoel dat de mens toch uniek en speciaal moet zijn.”
Soms staat wetenschap veraf van het dagelijks beleefbare leven.
(Diep) vanbinnen voelen de meesten van ons dat we ‘uniek en speciaal’ zijn: zo beleven we onze partner (anders zou het onze partner niet zijn); die zekerheid geven we onze kinderen mee: zonder dat gevoel kunnen ze het leven nauwelijks aan.
Zeker: mens en dier hebben veel gemeen. Maar spreken over ‘de mens en de andere dieren’ berust op eenzijdige en daardoor kortzichtige argumenten.
(En we weten wat de volksmond van ‘halve waarheden’ vindt….)
Meer over mens en dier op deze blog (1) (2) (3)
Broeder dier
Bordtekening uit een groep 4-klas van een vrijeschool waarin het levensverhaal van Franciscus wordt verteld.
.
.