wat voorafging: deel 1; deel 2
Het etherlijf (2)
Wie nadenkt over het verschil tussen het fysieke lichaam en het etherlijf komt als vanzelf op de tegenstelling ‘dood’- ‘leven’.
In deze woorden van Rudolf Steiner vond ik een stimulans om verdere tegenstellingen te zoeken:
‘Durch dieses Tatsachen-aufeinander-Beziehen bekommen wir reale Begriffe’ [1]
‘Door op deze wijze feiten met elkaar in verband te brengen, krijgen we reële begrippen.’ [2]
‘Aus Widersprüchen besteht die Wirklichkeit. Wir begreifen die Wirklichkeit nicht, wenn wir nicht die Widersprüche in der Welt schauen.’ [3]
‘Maar de werkelijkheid bestaat uit tegenstrijdigheden. We begrijpen de werkelijkheid niet wanneer we niet de tegenstrijdigheden in de wereld zien.’ [4]
‘Real lernt man die Dinge aber nur kennen, wenn man sie in der Welt wirklich aufeinander beziehen kann.’ [5]
‘Men leert de dingen slechts werkelijk kennen, wanneer men ze in de wereld daadwerkelijk op elkaar betrekken kan.’ [6]
TEGENSTELLINGEN FYSIEK – ETHERISCH
Het mineraal is helemaal overgeleverd aan de zwaarte;
de tegenstelling plant vertoont juist een anti-zwaartetendens. Omhoog, naar het licht, naar de hemel, i.p.v. omlaag, naar de zwaarte, naar de aarde.
Wanneer wij de levenskrachten verantwoordelijk houden voor deze omhoog gerichte beweging, zou je het etherlijf ook het ‘anti-zwaarte(krachten)lijf’ kunnen noemen.
Het mineraal beweegt niet, d.w.z. niet van binnenuit. Er is eigenlijk geen binnen. Wanneer het valt en het breekt, heb je er 2, die eigenlijk alleen maar buitenkant zijn.
De plant beweegt wel; weliswaar niet uit zichzelf, ze wordt a.h.w. bewogen door wat er om haar heen is: licht, lucht, warmte en niet te vergeten: het water.
Het water: dat is bij uitstek de drager van alle leven, voortdurend in beweging tussen aarde en wolken en de sfeer daarboven en weer terug: de sfeer die door Rudolf Steiner als ethersfeer wordt aangeduid.
Zo kun je in de bewegende sapstromen van de groene wereld een uiting zien van levensbrengende krachten door heel de plant heen-dit kunnen we ‘etherische’ krachten noemen. De sapstroom komt op gang wanneer de zon krachtiger wordt en het licht toeneemt en neemt in het najaar weer af om in de winter tot rust te komen.
Wanneer je een plant breekt, heb je er geen 2; dat kunnen er wel 2 worden, wanneer je het afgebroken deel in het water zet; immers groeikracht, regeneratie, voortplanting horen als kwaliteit bij de plant.
Rudolf Steiner:
Wenn Sie eine abgeschnittene Rose und einen Kristall auf einen Tisch stellen, so können Sie sagen, beides seien Gegenstände. Diese Gleichstellung von Rose und Kristall unter dem Begriff Gegenstand ist aber nur unter einem äußerlichen Aspekt berechtigt. Die abgeschnittene Rose ist keine Wirklichkeit und Sie können sie nicht so betrachten wie den Kristall, der in einer gewissen Weise ein Abgeschlossenes ist.” [10]
Wanneer u een afgesneden roos en een kristal op een tafel legt, kunt u zeggen dat deze beide, voorwerpen zijn. Het gelijkstellen van de roos en het kristal onder het begrip voorwerp is echter alleen gerechtvaardigd onder het gezichtspunt van de buitenkant. De afgesneden roos is geen werkelijkheid en die kunt u niet zo beschouwen als een kristal dat op een bepaalde manier afgesloten is. [6]
Als element noemde ik bij het mineraal: de aarde; mineralen hoef je geen water te geven.
Bij de plant gaat dit niet op: water is een levensvoorwaarde; in vergelijking tot de plant heeft het mineraal geen licht of warmte nodig; de plant beweegt juist door deze elementen.
Zo kun je het etherlijf ook het ‘bewegingslijf’ noemen.
Het mineraal vertoont zich in de ruimte. Als fysiek lichaam is het een ruimtelichaam.
De plant heeft ook een fysiek lichaam waarmee ze zich in de ruimte vertoont. Maar als bewegingslijf vertoont ze zich ook in de tijd. Want het groeien, vanaf het ogenblik vanuit de aarde komen, tot het daarin weer verdwijnen, is een manifestatie in de tijd.
Dit is een buitengwoon verhelderende tegenstelling: ruimte/tijd.
Daarom kan het etherlijf ook ‘tijdlijf‘ genoemd worden.
Dat deze woorden niet in Van Dale staan, doet niet ter zake.
KARAKTERISEREN
Door te karakteriseren krijgen we een veel ruimere blik op het verschijnsel dat we willen begrijpen.
Rudolf Steiner:
‘Wir charakterisieren, wenn wir die Dinge unter möglichst viele Gesichtspunkte stellen.’[7]
En we karakteriseren wanneer we dingen van zoveel mogelijk gezichtspunten uit belichten.’ [8]
Dat de wetenschap zoveel interessante feiten heeft vastgelegd, vind ik geweldig. Die feiten benadrukken wat je –al tegenstellend- kunt vinden:
Wat een groeikracht vertoont bv. deze plant.
Die groeit 20 cm. per dag! Als wij dat in onze eerste levensdagen zouden doen, waren we na een week al 1.40 m gegroeid!
‘Water is het belangrijkste bestandsdeel van alle levende organismen (70-75%).
Het vertegenwoordigt ook het grootste gedeelte van de dagelijkse voeding. Als water onthouden wordt, dan ontstaat er al snel een staat van uitdroging gekenmerkt door rimpels in de huid. Als deze zichtbaar worden, dan is er al sprake van een waterverlies van 6%. Levensbedreigende symptomen ontstaan bij een watertekort van 10-12%.’
De populier heeft tot 1500 liter per dag nodig.
Dat betekent dat er 150 emmers van 10 liter naar boven moeten worden gesjouwd, tot in het topje toe!
Er valt gemiddeld per jaar 73,2 cm regen volgens het KNMI. Nederland heeft een oppervlakte van 41547 km2 en dan valt er volgens het volgende rekensommetje 0,732m x 41547×1010m = 3,041×1010m3 dit staat gelijk aan 30,412 km3 per jaar. (dit is 30 met 12 nullen als je er liters van maakt)
Wij beleven onszelf met ons lichaam meer als stoffelijk wezen, terwijl we uit een veel groter percentage vloeistof bestaan.
Het etherlijf is in dit opzicht ook een ‘vloeistoflijf’.
Onze stofwisseling is voortdurend bezig om de vaste(re) substanties die we gegeten hebben zo te bewerken dat ze als vloeistof door de cellen kunnen worden opgenomen.
We eten, we drinken, maar we laten het stofwisselingsproces zijn eigen leven! leiden.
We vertrouwen en hopen erop dat het goed gaat.
Maar zoals al eerder gezegd, we weten niet wat er zich precies in ons lichaam afspeelt.
Wij hebben er bewust (met ons bewustzijn) minder ‘weet’ van dan dit levenskrachtige stofwisselingssysteem er onbewust (veel ) meer ‘weet’ van schijnt te hebben.
Opnieuw vertoont zich hier een tegenstelling: bewustzijn-onbewustzijn.
Daarover heb ik hier iets gezegd.
In dit ‘weet-hebben-van’ lijkt het etherlijf meer te weten van ons lijf dan wij zelf. Mogen we misschien zeggen dat het ‘wijzer’ is?
Dit vormkrachtenlijf vormt ons voortdurend naar hoe we kennelijk gevormd moeten zijn.
Als het ons anders vormt dan naar de gegeven vorm, beleven we dat als een afwijking, een deformatie. Zo lang dat niet het geval is, mogen we ons gezond noemen; in het andere geval zijn we ziekelijk of ziek.
Ons vormkrachtenlijf heeft ‘weet’ van de vorm; houdt deze in stand. Het is alsof deze het ‘model’ wat in stand gehouden moet worden op die heel specifieke manier, kent. Het is daarmee ook ‘modelvormende kracht’ – ‘modellijf’.
Laten we nu eens kijken naar bv. de vorm van een dijbeen.
De beenderen hebben hun buitengewone stevigheid vooral te danken aan de manier waarop ze gebouwd zijn. Het dijbeen dient bijvoorbeeld als steunpilaar, aangezien het ons hele lichaam draagt. Als we een ingenieur een pilaar zouden laten ontwerpen die dezelfde taak heeft als ons dijbeen, dan zou de ingenieur in de pilaar steun- en treklijnen tekenen, die net zo lopen als de bindweefselbundels (benige deeltjes) in de kop van het been. [9]
INGENIEUR
Het is interessant dat hier over een ‘ingenieur’ wordt gesproken. Die het net zo gemaakt zou hebben zoals het bot zich als bouwwerk vertoont.
Dat betekent niet meer of minder dan dat aan de bouw van dit bot intelligentie wordt toegeschreven.
De ingenieur komt tot zijn model door allerlei berekeningen en het volgen van bepaalde bouwkundige wetten!
Dan kan ik er niet omheen de vraag te stellen: wie of wat is dan de ‘ingenieur’ die dit bot in deze vorm ontwerpen heeft.
Voor Richard Dawkins die van geen ‘ontwerp’ wil weten, is hij in ieder geval blind.
Nu is de mens niet zo eenvoudig in een schema te vangen als de titel van dit blogbericht suggereert: de vierledige mens of de drieledige mens.
De indeling in lichaam, ziel en geest bleek ook te eenvoudig om volledig te kunnen zijn. De ziel bv. moet voor een beter begrijpen benoemd worden in de facetten waarin deze in de mens werkzaam is en dan gaat het om een preciezere indeling.
Hetzelfde geldt t.a.v. het etherlijf.
Als vormend principe werkt het op verschillende niveau’s die Rudolf Steiner beschrijft als: lichtether, warmte-ether, toon-, klank- of chemische ether en levensether.
Rudolf Steiner:
Wenn wir also von der Wärme hinuntergehen ins Dichtere, kommen wir zum Gasigen, wenn wir weiter hinaufgehen, zum Lichthaften. Wenn wir noch weiter hinaufgehen von dem Lichthaften, so kommen wir zu einem noch feineren Ätherzustand; dann kommen wir schon zu etwas, was eigentlich in der gewöhnlichen Sinneswelt nicht unmittelbar gegeben ist. Es ist uns in der Sinneswelt nur ein äuβerer Abglanz gegeben von dem, was wir bezeichnen können als einen feineren Ätherzustand gegenüber dem Lichtäther.
Okkultistisch kann man davon sprechen, daβ die Kräfte in diesem feineren Äther dieselben sind, welche das chemische Anordnen, das Ineinanderfügen der Stoffe dirigieren, das Organisieren des Stoffes in der Art wie man es etwa ausdrücken kann, wenn man auf eine Platte feinen Staub legt, die Platte dann mit einem Violinbogen streicht und so die sogenannten Chladnischen Klangfiguren bekommt.[11]
Wanneer we van de warmte naar beneden gaan [er is sprake van een soort ladder] in het dichtere, komen we bij het gasvormige; wanneer we verder omhoog gaan bij het lichtvormige. Wanneer we vanaf het lichtvormige nog verder omhoog gaan, komen we in een nog fijnere ethertoestand; dan komen wij bij iets wat in de gewone zintuigwereld niet zonder meer een gegeven is.
Er is ons in de zintuigwereld alleen maar een uiterlijke afspiegeling gegeven van wat wij een fijnere ethertoestand kunnen noemen tegenover de lichtether.
Helderziend kan men er zo over spreken dat de krachten in deze fijnere ether dezelfde zijn als die het chemische ordenen, het bij elkaar voegen van de stoffen bepalen, het organiseren van de stof op een manier, zoals men het ongeveer kan uitdrukken, wanneer men op een plaat fijn stof legt, de plaat dan met een strijkstok strijkt en men zo die zgn. Chladnische klankfiguren krijgt. [12]
(bovenstaande vertaling is van mij: PHAW)
In zijn boek ‘Hoe de stof de geest kreeg’ schrijft Arie Bos
Het fysieke lichaam
Het vreemde is dat we dit deel helemaal niet zo goed kennen. Het is het deel dat pas in zuivere en onvermengde vorm tevoorschijn komt na de dood. Als lijk. Dan pas hebben we met een uitsluitend materieel lichaam te maken, waar de begrippen van de fysica op van toepassing zijn. De informatie die het bevat is uitsluitend fysisch/chemisch. Dat alles is afdoende te onderzoeken door opsplitsing in kleinere delen en deze te analyseren en te beschrijven door te meten, te wegen en te tellen. De tijd speelt alleen een destructieve rol. De entropie en het toeval zijn hier van toepassing. De klassieke natuurkunde dus en de chemie. Groeien of ontwikkelen is er niet meer bij. De moleculen spelen geen rol in het handhaven van de samenhang. Integendeel: het uiteenvallen wordt veroorzaakt door de eigen enzymen en chemische processen die de stoffen met elkaar aangaan. Daarbij geholpen door levende organismen als bacteriën, schimmels, maden, wormen en kevers.
Wij zijn dus helemaal niet zo vertrouwd met het fysieke lichaam, want in die vorm komen we elkaar gewoonlijk niet tegen.
Het levenslichaam
Jij en ik zijn intacte levende organismen. Daar gelden overduidelijk andere wetten: ordening, negentropie (dat is het omgekeerde van entropie en dus eigenlijk hetzelfde als ordening), en het ‘opzuigen van energie’ zoals Erwin Schrödinger dat formuleerde. Bij leven gaat het om dat wat sommigen een emergente eigenschap noemen en Aristoteles de entelechie. Dit houdt ons in leven, en dat geldt voor elk ander organisme. Wat moet het daarvoor allemaal doen? ( )
Het bewaart de homeostase, de inwendige omstandigheden die voor het leven nodig zijn. Maar ook de vorm en de ordening, oftewel het bouwplan. Het zorgt voor groei, anabole (opbouwende) stofwisseling, deling en differentiatie van de cellen, voor metamorfose in de tijd, voor zelfherstel en het bewaren van al deze informatie. [Bos noemt het ‘informatielichaam‘] Het verzorgt kortom de fysiologie. Het wordt hierdoor de veelgeroemde innerlijke arts genoemd. Het levenslichaam vormt een eenheid die bij het organisme hoort. Ieder organisme heeft zijn eigen structuur en vorm en zijn eigen levenscyclus. Het leven is te beschouwen als informatie en het levenslichaam is de drager ervan. Het valt samen met dat wat in het tweede deel van dit boek als biofotonenveld werd aangeduid. Voor alle duidelijkheid: voor wie dat niet meer helder voor de geest staat: de cellen in een organisme communiceren via (bio)fotonen. De samenhang van alle cellen zorgt voor het bestaan van een veld: het biofotonenveld van dat organisme, dat een vorm van driedimensionale informatie in zich bergt. [a] De informatie die dit veld draagt is van een geheel andere orde dan de informatie die de moleculen van het fysieke lichaam zelf te bieden hebben.
Ik weet het, dit levenslichaam is in de loop van de tijd al veelvuldig in de wetenschap geïntroduceerd en evenzo vaak smadelijk door de achterdeur weggejaagd. Waarom zou het deze keer anders gaan? Hoe zou de wetenschappelijke hypothese moeten luiden waarmee je een levenslichaam aannemelijk maakt? ‘Een levenslichaam bestaat’? Dat wordt niks. Net zomin als de hypothese een eenhoorn bestaat’ valt te ontkennen, ook al kun je er geen vinden. Want misschien lukt het ooit iemand wel. Sinds Popper begrijpen we dat de hypothese zou moeten luiden: ‘Er is geen ruimtelijke structuur die de vorm en functie van een organisme bepaalt.’ Wanneer je iets vindt dat wel op die beschrijving lijkt, ben je namelijk een stuk verder. Inmiddels past het biofotonenveld aardig in deze definitief
Maar ook dit levende lichaam, bestaande uit fysiek lichaam en levenslichaam, kennen we niet van elkaar en onszelf in onvermengde vorm. Dat kennen we in de natuur alleen in de plantenwereld. Daar kan het levenslichaam ongestoord zijn gang gaan. Groei en herstel kennen daar haast geen grenzen, zoals iedere tuinier weet die de snoeischaar en de maaimachine regelmatig gebruikt. Bij een plant kan zelfs de dood soms vermeden worden door ongelimiteerd te stekken. We zagen dat iedere levende cel van een hogere plant omnipotent blijft, of deze nu uit de wortel, stengel of bloemknop afkomstig is. Dat wil zeggen dat eikencel zich theoretisch, onder geschikte omstandigheden, herhaaldelijk kan delen en zo een hele nieuwe plant kan vormen.
( ) Planten hebben dus een ongekende vitaliteit. En die plantaardige vitaliteit kan soms extreem lang behouden blijven. Afgelopen najaar heb ik wat wilgen gesnoeid. Vorige maand, vijf maanden later, heb ik een paar van deze afgezaagde takken in de grond gestoken. Deze lopen, nu ik dit schrijf, in maart, uit. Maar niet alleen die takken, ook de bundel takken die nog al die tijd op de grond ligt en niet is opgeruimd, heeft zelfs al nieuwe bebladerde zijtakjes! In de dierenwereld is zoiets onmogelijk. ( )
[a] Interessant is dat Steiner ook duidelijk maakt dat dit levenslichaam een lichtkarakter heeft.
Uit bovenstaande gedachtengang moet geconcludeerd worden dat het leven niet uit de materie voortkomt. De tegenstelling tussen leven en dood is zo groot dat het niet logisch is te zeggen dat ‘leven’ een hogere vorm van dood is of naar de rijken gekeken: dat een plant een hoger mineraal is of dat water hogere aarde is.
[1] GA 293
[2] Vertaling hiervan: uitgave 1993, blz.116
[3] GA 293
[4] Vertaling hiervan: uitgave 1993, blz.126
[5] GA 301
[6] Niet in het Nederlands vertaald
[7] GA 293
[8]Vertaling hiervan: uitgave 1993, blz.142
[9] Het menselijk lichaam
Uitg.Christoph Columbus Verlags AG, Clarus. 1977, blz. A14
[10] GA 301
[11] GA 122
[12]Vertaling hiervan 1987
[13] Arie Bos: Hoe de stof de geest kreeg
vervolg: deel 4