Tagarchief: Sarah Durston

Bewustzijn en hersenen

.

BEWUSTZIJN EN HERSENEN
.

Al tijden breken de mensen zich het hoofd over wat bewustzijn toch is, of niet is.
Om meer licht op het vraagstuk te werpen, kan antroposofie een inspiratie zijn.

Een open deur is, dat wij als mens niet aanspreekbaar zijn – we antwoorden in ieder geval niet – wanneer we niet wij bewustzijn zijn, dus wanneer we slapen of bewusteloos zijn.

Zijn wij ons bewustzijn?

Je hoeft maar naar iemand te kijken die bewusteloos is en je weet het antwoord; lichamelijk is deze mens nog aanwezig, dus valt hij niet samen met zijn bewustzijn: anders was hij er helemaal niet meer.

In dit opzicht zijn we wél ons brein: als dit uit ons weggenomen zou worden, gaan we dood (als het uit ons weggenomen wordt voor wetenschappelijk onderzoek, zijn we al dood). 
Maar dat geldt ook voor alle levengevende en -ondersteunende organen: ons hart, de longen, de lever enz. We zeggen er in feite niets mee, dat we ons hart zijn, maar ook niet dat we ons brein zijn.

Denken – voelen – willen

Met zijn verdeling in denken, voelen en willen geeft Steiner ons een instrument in handen om veel genuanceerder naar de mens te kijken. 
Door deze begrippen van alle kanten te karakteriseren en te benoemen met steeds weer nieuwe namen en het belichten van net weer een andere aspecten, komen we bij een karakterisering van: 

Wakker – dromen – slapen

Of bewust – onbewust – onderbewust. Maar ook: geest – ziel – lichaam en  zet je de karakteriseringen onder elkaar:

Denken          voelen          willen
Wakker         dromen        slapen
geest              ziel                lichaam
bewust          onbewust    onderbewust

dan gaat het bij bewustzijn om denken, om wakkerheid, om ‘iets geestelijks’.

Trouw-columnist Bert Keizer – worstelend met de al eeuwen oude controverse ‘stof – geest’, dus ook met ‘hersenen en denken’, gaat niet meer zover als men eeuwen geleden ging: ‘de hersenen scheiden gedachten af, zoals de lever de gal’.
Hij doet een opvallende uitspraak: ‘bij het onderzoeken van het brein (op de snijtafel) is nog nooit een gedachte gevonden.’
Hiermee is voor Keizer ook duidelijk dat wij niet ons brein kunnen zijn, want ook ‘wij’ worden in het versneden brein niet aangetroffen.
Maar de vervolgconclusie trekt hij niet: als ik mijn gedachten in het brein niet aantref, waar zijn ze dan?
En een antwoord zou kunnen zijn: Dan zijn ze aanwezig zonder dat ik ze zie of kan pakken, o.i.d., m.a.w. dan zijn ze bovenzintuiglijk.

‘Bovenzintuiglijk’ – ‘de’ wetenschap

Ik schrijf hier bewust ‘de’ wetenschap, want ‘de’ wetenschap, bestaat die wel?
En wat doet die wetenschap – wat doen de wetenschappers, want ‘wetenschap’ is op zich niets: er moeten mensen zijn die de wetenschappelijke inhouden verwoorden – we moeten dus zeggen: wat doen sommige wetenschappers? 
Ze hebben ideeën, ze uiten gedachten: ze vertrouwen hun ‘bovenzinnelijks’ toe aan het papier en maken het daarmee letterlijk zichtbaar. 
Om vervolgens te beweren dat het onzichtbare geen realiteit is!
Zeggen ze daar dan mee, dat wat ze opgeschreven hebben, geen realiteit is?

Discrepantie
Hiermee komt eigenlijk een grote discrepantie aan het licht.

De Stichting Bewustzijn en Wetenschap

Nu lijkt er een veranderende houding te ontstaan die de Stichting Bewustzijn en Wetenschap als volgt verwoordt:

‘De Stichting Bewustzijn en Wetenschap verbindt twee pijlers (van het bestaan) die in de huidige tijd los van elkaar zijn komen te staan: wetenschap en bewustzijn. Bewustzijn is meer dan een emergente [spontaan optredende] eigenschap van fysische hersenprocessen. Bewustzijn is van invloed op materie, niet alleen andersom. Acceptatie en begrip van deze wisselwerking zal ons helpen om een zinvollere en duurzame wereld te creëren.’

Een van de bestuursleden is Sarah Durston. In een interview in het dagblad Trouw zegt ze o.a.:

De materialistische manier van kijken die we in de wetenschap heilig hebben verklaard is waanzinnig succesvol geweest en heeft veel opgeleverd.” Maar nu loopt die tegen haar grenzen op. We moeten op een andere manier gaan kijken.”
“Als wetenschapper had ik in toenemende mate dat knagende gevoel, dat we door alleen maar te kijken naar de hersenen, genetische factoren en een beperkt aantal omgevingsfactoren eigenlijk voorbijgaan aan iets heel belangrijks. Dat gaat over de essentie van wie wij als mens zijn. Maar in de wetenschap is dat taboe. Met onze huidige manier van kijken hebben we ons rot gezocht in ons brein naar bewustzijn, maar vinden we er eigenlijk geen verklaring voor. Wat is bewustzijn? Wat betekent het om bewustzijn te hebben? Dat is een van de grote kernvragen waar we nu voor staan, en die is met onze huidige manier van wetenschappelijk denken niet te beantwoorden.
Trouw, 30-06-2020

Zij heeft het hier over het ‘hebben van bewustzijn’.
Als we de taal serieus nemen, en wat zou het voor belachelijke gedachte zijn dat niet te doen, terwijl we die de hele dag bezigen – we zouden daarmee toch verklaren dat we de hele dag met onze taal niets serieus menen – dan komen we ook uit bij het woord ‘bewusteloos: ‘loos’ als ‘zonder’, maar ook ‘los van’.
En dat roept vanuit de taal de vraag op, dat als het bewustzijn ‘los’ van mij kan komen, waar het dan is. 
En dan ligt een antwoord voor de hand dat nog niet veel zegt: elders.
Maar daarmee heb ik het bewustzijn wel gekarakteriseerd als iets bestaands dat ik niet kan waarnemen met de gewone zintuigen, wetend dat het een realiteit is.

Steiner geeft een vergelijking: de snaren op een viool hebben het a.h.w. in zich dat ze klank kunnen geven. Maar er zal een vioolspeler moeten zijn die de snaren bespeelt. Uit zichzelf brengen ze geen klank voort.
Uit zichzelf brengen de hersenen geen bewustzijn voort. Het bewustzijn is er echter wel: wordt het geen tijd om ‘bewustzijn’ als een niet-zintuiglijke realiteit te accepteren?

In de ‘Algemene menskunde’ GA 293 voordracht 2, weidt Steiner uit over ‘de voorstelling’. Naar aanleiding daarvan schreef ik hier:

Met de opkomst van de natuurwetenschap is het denken over de mens zich steeds meer gaan richten op de stoffelijke kant. ‘Wij zijn ons brein’ is niet eens zo nieuw als je het in dezelfde sfeer plaats van ‘de mens een machine‘ – het l’homme machine’ van de Lamettrie uit 1748. 

O.a. in GA 326/19  beschrijft Steiner dat deze visie in de loop van de ontwikkeling van de mensheid noodzakelijk was om tot vrijheid te kunnen komen; in de 1e voordracht van deze cursus, GA 293, dat het voor de nieuwe tijd om andere inzichten gaat. [1-4] blz. 19

Bij ‘de mens als machine’ behoort ook de bekende uitspraak: ‘de gedachten worden net zo door de hersenen afgescheiden als de gal door de lever’. Iets dergelijks is nog steeds de opvatting, getuige ‘wij zijn ons brein’.

Ook al is het voor velen wel invoelbaar dat ‘gedachten’ niet van dezelfde orde zijn als ‘gal’ – hier zie je iets van het ‘cogito’ (geen zijnde) dat gelijkgesteld wordt aan ‘gal’ (wel een zijnde) – toch vinden de meeste mensen het niet vreemd om te zeggen dat we met onze hersenen denken en dat daar dus dan de gedachten wel geproduceerd zullen worden. ‘Gebruik je hersenen, je grijze cellen, je verstand’ koppelen we toch – min of meer onbewust – aan ons brein.

Steiner probeert ons te laten zien hoe we daar naar kunnen kijken.

Wanneer het gaat om ‘dit produceren van gedachten door de hersenen’ zegt hij in GA 348: 

Also nicht dazu haben wir unser Gehirn, daß wir Verstand erzeugen. Das ist ja ein großer Unsinn, wenn wir glauben, daß wir Verstand erzeugen. Wenn wir glauben, daß wir Verstand erzeugen, so ist das gerade so dumm, wie wenn einer mit einer Wasserkanne geht und aus einem Teich Wasser schöpft, dann mit der Wasserkanne kommt und dann sagt: Sieh einmal an, da drinnen ist jetzt Wasser; du hast gesehen, vor einer Minute war noch keines drinnen: aus dem Blech ist das Wasser herausgewachsen! Da wird ein jeder sagen: Das ist ein Blödsinn! Der war eben beim Teich und hat sich Wasser geholt; das ist nicht aus der Kanne herausgewachsen! – Aber die Gelehrten zeigen das Gehirn auf, das einfach auch den Verstand zusammensammelt, weil er überall ist, wie das Wasser, und sie behaupten, aus dem Innern wachse der Verstand heraus! Das ist genau so dumm, wie wenn man sagt, das Wasser wachse aus der Wasserkanne heraus, weil der Verstand auch dort ist, wo kein Gehirn ist. Ebenso ist der Teich nicht abhängig von der Wasserkanne. Der Verstand ist überall da. Schöpfen kann ihn der Mensch, den Verstand. Und geradeso wie man in der Wasserkanne das Wasser benützen kann, so kann der Mensch, wenn er den Verstand, der überall in der Welt ist, wie das Wasser, zusammensammelt, eben sein Gehirn benützen.  

Dus, we hebben onze hersenen niet om er verstand mee te produceren. Het is echt grote onzin om te geloven dat we verstand produceren. Als we geloven dat we verstand produceren is dat net zo dom als iemand die met een waterkan wegloopt naar de vijver, daar water schept en dan terugkomt en zegt: ‘Kijk, hier zit nu water in; je hebt zelf gezien dat dit er een minuut geleden niet in zat: het water is uit het ijzer van de kan gekomen.’ Dan zou iedereen zeggen: ‘Wat een onzin. Hij is naar de vijver gelopen en heeft water gehaald. Dat is niet uit die kan zelf gekomen!”
En nu laten de geleerden de hersenen zien die slechts een verzamelplaats zijn voor het verstand dat overal aanwezig is, net als het water en nu beweren zij dat uit het inwendige het verstand ontstaat. Dat is net zo dom als wanneer je zegt: ‘Het water komt uit die kan, omdat het verstand overal is, ook waar geen hersenen zijn. Net zo min is de vijver afhankelijk van de waterkan. Het verstand is overal. De mens kan het putten. (Het Duits heeft hier ‘schöpfen’, dat ‘opscheppen, opdoen, verkrijgen’ betekent en ook gebruikt wordt voor ‘een luchtje scheppen’ dus uit de omgeving iets opnemen). En net zoals je in de waterkan het water kan gebruiken, zo kan de mens, wanneer hij het verstand in zich verzamelt dat overal in de wereld aanwezig is, zoals het water, dus zijn hersenen gebruiken.
GA 348/205      
Niet vertaald

Bewustzijn is van invloed op materiezegt de Stichting ‘Bewustzijn en Wetenschap’. 
Dat lijkt een voorzichtig begin, maar zal zij ooit Steiner kunnen gaan nazeggen:

Men ziet niet in hoe al het stoffelijke vanuit de geest gevormd wordt en hoe al het geestelijke eigenlijk zich gelijktijdig manifesteert als iets fysieks.

Man sieht nicht, wie alles Physische aus dem Geistigen heraus plastiziert wird, und wie alles Geistige im Grunde ge­nommen in diesem physischen Leben gleichzeitig sich offenbart nach der anderen Seite als ein Physisches.
GA 301/238
Vertaald/238

Deze uitspraak is met ‘soortgelijke’ te vinden op: Rudolf Steiner – wegwijzers, nr.98 met verwijzingen naar andere vindplaatsen.

.

Om meer greep te krijgen op deze materie legt Arie Bos in zijn beide boeken:

Hoe de stof de geest kreeg
Mijn brein denkt niet, ik wel

met wetenschappelijk aanvaarde feiten, een fundamentele basis.

.

Rudolf Steiner: Algemene Menskundealle artikelen

Rudolf Steiner en de vrijeschool: alle artikelen