HET HART ALS SNUFFELPAAL VAN HET IK
Zoals op vele terreinen in onze samenleving, is er ook in de gezondheidszorg een toenemende behoefte aan zekerheden. Over allerlei medische onderwerpen worden consensusbijeenkomsten gehouden. Zulke consensusbi eenkomsten moeten leiden tot overeenstemming of consensus over het besproken onderwerp. Voortaan ligt het beleid ten aanzien van het onderwerp vast en moet er heel wat gebeuren om daar weer verandering in aan te brengen.
Een dergelijke consensusbijeenkomst was er onlangs over cholesterol. Over cholesterol is heel wat te doen geweest de afgelopen jaren.
Het speelt een belangrijke rol in het ontstaansmechanisme van hart- en vaatziekten en veel therapeutische maatregelen zijn er op gericht het cholesterolgehalte van het bloed omlaag te brengen.
Vet, en cholesterol in het bijzonder, is een onmisbare substantie. Het dient voor de opslag van energie doordat suiker in vet wordt omgezet, het beschermt allerlei organen door er een dikke laag vet omheen te formeren en het is te vinden in allerlei steunweefsels in ons lichaam. Verder vinden we onder de hele huid een wisselend dikke laag onderhuids vetweefsel dat als een soort isolatie
middel dient en voorkomt dat wij te veel warmte aan de omgeving verliezen. Ten slotte is voorlopig nog van belang dat cholesterol onmisbaar is bij de opbouw van een aantal hormonen.
Cholesterol is dus niet zonder meer een gevaarlijke stof. De problemen gaan pas ontstaan als het cholesterolgehalte van het bloed langdurig te hoog is. Het kan zich dan gaan ophopen op bepaalde plaatsen in de vaatwand. Met name gebeurt dat in de grotere vaten, zoals de hoofdslagader en de
kransslagaderen van het hart. Zulke ophopingen noemt men plaques. Die plaques
kunnen loslaten van de vaatwand en elders verstoppingen veroorzaken, wat dan weefselversterf (infarct) ten gevolge heeft van het achterliggende orgaan dat door het desbetreffende bloedvat van voedsel en zuurstof werd voorzien. Ook is het mogelijk dat ter plekke van de plaque een vaatkramp optreedt of een bloedstolsel vastraakt (trombose) wat het zelfde effect heeft, namelijk een
versterf van weefsel.
Risicofactoren
Met betrekking tot hart- en vaatziekten spreekt men van risicofactoren. De belangrijkste zijn roken, overgewicht, stress, hoge bloeddruk en een te hoog cholesterolgehalte van het bloed. Risicofactoren zijn geen oorzaken van de desbetreffende ziekten, maar je kunt wel zeggen dat het terugdringen ervan het ontstaan en beloop van de aandoening gunstig beïnvloedt. Van cholesterol was dit lang onzeker maar daar is door een recente consensusbijeenkomst een einde aan gekomen.
Het valt eigenlijk buiten het bestek van dit artikel, maar het begrip risicofactor is eigenlijk nogal academisch. Wie door de genoemde risicofactoren heen weet te kijken, krijgt al heel snel het beeld van de moderne mens voor ogen, die zich nerveus en haastig door het leven jacht, die af en toe snel wat eet, veel zit te vergaderen en voortdurend bezig is zijn materiële welstand te verhogen. Zoals is te verwachten, moet de mens zelf als de grootste risicofactor voor zijn gezondheid worden aangemerkt. Hoewel dit in zijn verschrikkelijke algemeenheid waarschijnlijk wel waar is, heeft het toch zin om naar een zo’n risicofactor te kijken en deze tegen het licht van de tijd te houden.
Behoudend
Eén van de voor ons verhaal belangrijkste eigenschappen van het vet is het conserverende karakter ervan. Het isoleert een mens van zijn omgeving. Het zet zich af tussen en rondom organen maar neemt geen deel aan hun functioneren en beperkt zich tot een ondersteunende functie. Dat geeft het een nogal onpersoonlijk karakter, wat zich onder andere ook uit in het feit dat afstotingsreacties tegen lichaamsvreemd vet veel moeilijker tot stand komen dan die tegen vreemd eiwit, wat in het laatste geval het grote probleem bij de orgaantransplantaties vormt. Vet wordt niet herkend als niet bij de eigen persoon behorend. Het vetweefsel zoals dat bij voorbeeld onderhuids wordt gevonden, ziet er microscopisch ook redelijk saai uit: het is een grote monotonie van opeengepakte, met vet gevulde cellen zonder enige differentiaties.
Bescherming tegen beschadiging, vasthouden van warmte, behoud van vorm en opslag van energie zijn zo een aantal hoofdfuncties van het vet in ons lichaam. Zo gezien is vet een sympathieke substantie. Het stelt zich altruïstisch ter beschikking en dringt zich niet op de voorgrond. Met het woord ‘sympathiek’ zijn we bezig om het vet als substantie als het ware hogere vermogens toe te dichten en het te situeren op het niveau van het emotionele, gevoelsmatige gebied van het menselijk bestaan.
Wie daar moeite mee heeft of het niet gelooft, moet zo rond middernacht maar eens een snackbar bezoeken en dan liefst een die een beetje ongezellig is, met veel neonlicht, kunstfruit aan de muur en wat landerige, aangeschoten klanten die hun tijd verdoen met leunen tegen flipperkasten. De (anti)emoties hangen in de lucht als de walm van de frituuroven. Je moet dan vooral letten op de manier waarop de bezoekers hun etenswaren tot zich nemen. Haastiger, begeriger en bijkans wellustiger zie je nooit iemand eten! Overigens, dat wat er wordt gegeten, laat zich het beste beschrijven in termen van vet en zout. Snacks hebben de bedoeling om de zinnen te prikkelen, de tong te strelen en, in het algemeen, de mens een snel gevoel van voldoening te geven. Een haastige, intensieve en makkelijke manier om de behoeftes te bevredigen, zo laat het bezoek aan de snackbar zich het beste omschrijven.
Er zijn kortom weinig plaatsen zo geschikt om fenomenologie van de menselijke behoeftebevrediging en de begeerte te bedrijven als een snackbar!
Een ander gebied in het menselijk functioneren waar vet een emotie-bevorderende rol
speelt, is het gebied van de erotiek en het functioneren van de geslachtshormonen. De menselijke gestalte komt tot stand door de afzetting en rangschikking van het onderhuidse vet. En, hoe raar en deprimerend het ook moge klinken, er moet toch worden geconstateerd dat datgene wat in de vrouwelijke gestalte als verleidelijk wordt beschouwd strikt fysiologisch gezien op niets anders is
gebaseerd dan op een gelukkige formatie van vetvoorraden. Het vermogen van het vet om, bij gebrek aan eigen vorm, zich tot elke gewenst al dan niet mollige gestalte te laten boetseren, dient de erotiek en het lichamelijk genoegen. Interessant, maar nu niet meer zo verbazingwekkend, is het gegeven dat exclusief de zogenaamde sekshormonen tot stand komen door afbraak en omvorming
van vetzuren, bestanddelen van het vet.
Vet en vaten
Zoals in de seksualiteit het begeerte-achtige, hebberige, op het eigen lichaam gerichte genoegen kan bestaan naast het gevende, ruimte makende voor de partner (antipathie- en sympathiegebaar), zo komt dat ook tot uitdrukking in de dynamiek van het vet in het lichamelijk functioneren. In de vetstofwisseling komt heel mooi tot uitdrukking hoe het ik van de mens het evenwicht probeert te houden tussen zijn sympathieën en antipathieën. Vet richt zich voortdurend naar de omstandigheden. Daar waar het veel steun moet geven en dus vaster moet zijn, bereikt het dit door een speciale samenstelling van de vetzuren te hanteren. Vet bestaat namelijk uit een alcohol en vetzuren, en de kwaliteit van het vet wordt bepaald door de aard en samenstelling van die vetzuren. Vetzuren zijn een soort kralensnoeren van koolstofatomen. Die kralen kunnen heel stevig aaneengeregen zijn of wat losser. In het eerste geval spreekt men van verzadigde vetzuren en in het laatste van onverzadigde. Hoe langer de ketens zijn en hoe verzadigder de vetzuren, hoe vaster het vet. Het vastzijn drukt zich uit in het smeltpunt. Zo is reuzel (rundvet, smeltpunt circa 45 C) een zeer vaste substantie met veel verzadigd vet en is saffloerolie nog tot 30 graden onder nul vloeibaar dankzij het hoge gehalte aan onverzadigde vetzuren als het inmiddels beroemd geworden linolzuur en het linoleenzuur.
Veel langketenige en verzadigde vetzuren worden in het zenuwstelsel gevonden in de schedes om de zenuwbanen heen. De vetzuren in de (onder andere spier-)stofwisseling zijn kort- tot zeer kortketenig en grotendeels onverzadigd. In deze tegenstelling weerspiegelt zich het uiterlijk onbeweeglijke van het zenuwstelsel en het actieve van de stofwisseling. De vetzuren die in het gezonde vaatstelsel, het hart en de longen worden gevonden, bevinden zich wat ketenlengte en verzadigingsgraad betreft tussen het zenuwstelsel en het bewegingsapparaat in. Het is boeiend om te ervaren dat zelfs het vet van de organen ‘tussen hoofd en buik’ het beweeglijke midden houdt.
Wanneer je nu kijkt naar het verschijnsel van de vaatverkalking, dan zie je het volgende. In de vaten hoopt zich vet op dat grotendeels is opgebouwd uit verzadigde vetzuren. Dat wordt in de loop van de tijd vervangen door kalk dat de vaten star maakt en weinig ruimte laat voor beweeglijkheid.
Het vaatstelsel is toenemend onvoldoende in staat om zich aan te passen aan veranderende omstandigheden, wat tot veroudering, afbraak van weefsel en afname van creatief vermogen leidt. De mens als creatief, biografisch wezen verdwijnt en wat er overblijft is alleen nog maar een kalkafgietsel van wat hij eens is geweest.
Illustratief in dit verband is het beeld van de vrouw van Lot, die, toen ze omkeek naar het door haar node verlaten Sodom, veranderde in een zoutpilaar. De mens die te veel omkijkt naar zijn verleden, loopt de kans om in zijn biografie tot stilstand te komen en tot een beeld van zichzelf te verstarren. Het zijn met name de slagaderen die bij de hart- en vaatziekten een rol spelen. Dat zijn de vaten die vanuit het hart naar de organen van het lichaam toe gaan om deze te voorzien van voedsel en zuurstof. Je zou kunnen zeggen dat via het slagaderlijke vaatsysteem de buitenwereld binnendringt. Dat wat via de vertering van het voedsel, de ademhaling en de zintuigen bij ons binnenkomt, wordt via de slagaderen in het lichaam
gedistribueerd. Het slagaderlijke bloed representeert als het ware het inademende gebaar, het opnemen van informatie van buitenaf en het zo tot bewustzijn komen.
Juist het gedeelte van het vaatstelsel dat met het bewustzijn geassocieerd kan worden, heeft het moeilijk met het cholesterol. Dat bewustzijnsaspect drukt zich onder meer uit in het feit dat de bloeddruk in het slagaderlijke systeem veel hoger is dan in de aderen. De spanning van het bloed is een uitdrukking van het aanwezig zijn en greep hebben op de situatie en daarom een uiting van bewustzijn. Een flinke daling van de bloeddruk leidt onmiddellijk tot daling van het bewustzijn en vice versa. Via het aderlijke bloedvatstelsel stroomt het bloed terug naar het hart.
Wat betreft samenstelling is dat heel ander bloed dan wat er in de slagaderen vloeit; aderlijk bloed bevat veel afbraakprodukten en koolzuur terwijl het slagaderlijke bloed juist een hoog zuurstofgehalte heeft en, zoals gemeld, voedingsstoffen vervoert. In het aderlijke bloed komt meer tot uiting wat er zich in eigen lichaam afspeelt: de stofwisseling en de opbouw.
Wanneer je de betekenis van het bloedvatstelsel in een wat breder verband probeert te bekijken, dan kun je zeggen dat het bloed en de vaten waar het doorheen stroomt staan voor het vermogen om jezelf als totaal mens te beleven aan dat wat er vanuit de buitenwereld op je afkomt en dat wat er uit jezelf opstijgt. Je bloed, dat ben je. Dat weet elke dokter: bloedonderzoek is in het diagnostisch
proces één van de eerste dingen die een arts onderneemt wanneer de klacht van de patiënt uitstijgt boven het snotneusniveau.
Vrijwel alles over de voedingstoestand, de immuniteit en de specifieke ziektetoestand van de patiënt is uit het bloed af te lezen. Het stromende bloed staat in de overdrachtelijke zin meer voor het creatieve proces in de mens en dat wat er uit de eigen wil als levensimpuls geboren wil worden. Het vaatstelsel heeft meer betekenis in de vormgevende zin en het leiden en sturen van de al te ongebreidelde wil. In het aderlijke systeem overweegt meer de (bloed)kant en in het slagaderlijke systeem de vormende bewustzijnskant, wat zich dan ook nog eens uitdrukt in de veel dikkere wanden van de slagaderen.
Snuffelpaal
In het hart komen de twee informatiestromen samen die uit het bewustzijn (het weten van dat wat er in het leven omgaat) en die uit de stofwisseling (wat er aan nieuws staat te gebeuren). Het hart wordt zo tot een soort snuffelpaal voor het ik van de mens. ‘Wat is het kenmerkende van mijn biografie en zit ik wat dat betreft in mijn doen en laten nog steeds op het goede spoor?’ Dat zijn de vragen die leven in de bloedsomloop, waarbij het hart een heel speciale rol vervult.
Het hartinfarct treedt mijn inziens dan ook vaak op wanneer het in de biografie misgaat of dreigt mis te gaan.
In het hart vermengen zich het aderlijke en het slagaderlijke bloed. Er komt zo een synthese tot stand tussen denken en doen onder de regie van het aftastende en voelende hart.
Er is zo voortdurend sprake van denkend doen en creatief, ‘doend’ denken. Daarin gaat kennelijk iets mis in de situatie van de vaatverkalking. Het verstarrende element krijgt de overhand, de bloeddruk stijgt en de vitaliteit van de organen neemt af. De vaatwanden worden geïnfiltreerd door het vastmakende, isolerende vet dat op zijn beurt weer plaats maakt voor het kalk, dat het ver-
starrende proces ten einde voert. Dat wat voor de zintuigen normaal is, gaat teveel zijn
stempel op het lichaam drukken. Zintuigen, en ik reken het verteren van het voedsel en
het inademen daar gemakshalve maar even bij, doen niets anders dan het opnemen en
vastleggen van indrukken om zo tot vastomlijnde begrippen te komen. In je hoofd en je
darmen ben je dus van nature hebberig. Het aanwezig zijn van massieve hoeveelheden
verzadigd vet (dat we met het zenuwstelsel hebben geassocieerd) in de vaatwanden duidt op infiltratie van dat hebberige binnenhalen in een gebied waar dat niet zo duidelijk op zijn plaats is. Anders gezegd: het emotionele, op zichzelf gerichte element, met het vet als fysieke verschijningsvorm, bedreigt het persoonlijke element dat we in het hart-vaatstelsel hebben gesitueerd.
Zoals in het begin gemeld, treden her en der in het vaatstelsel door de vetophopingen ver-
nauwingen op. Een vaatkramp ter plekke kan dan versterf van weefsel, bij voorbeeld
een hartinfarct, ten gevolge hebben. Dit is een goede illustratie van de egoïstische kant
van het vet: dat wat in het bloed aanwezig is als impuls voor het doorgaan van de biografie, wordt niet aan het lichaam gegund en tegengehouden. Het beeld dat zo ontstaat van de hart- en vaatziekte en de rol van het vet daarbij is dan van de mens die zich te veel laat leiden door dat wat er leeft in het bewustzijn en zo ten prooi valt aan de verstarring, het egoïsme en het onvermogen om te blijven herkennen wat echt bij de eigen biografie hoort.
Inbraak.
Onlangs werd in mijn huis ingebroken, waarbij nogal wat zaken werden ontvreemd.
Je wordt er beslist niet vrolijker van om ineens zonder klarinet, saxofoon of radio te zitten. Het drukt je met je neus op het feit dat bezit kennelijk belangrijker is dan je dacht.
Ook ten aanzien van het verschijnsel geluid ben ik weer wat wijzer geworden. Dat geluid
is dus weg als alle audiospullen het huis zijn uitgedragen. Het is stil in huis geworden en
dat is in eerste instantie heel vervelend. Het duurt een paar weken voor je daar over heen
bent. Daarna begint zich een heel merkwaardig proces af te spelen. Je mist de radio
niet meer en je gaat genieten van de stilte. Je gaat zelf weer meer geluid maken met je
stem of op een (geleend) instrument. Bezit kan je zo inpakken dat je eigen individualiteit niet meer aan bod komt. Dat is overigens een verschijnsel dat je om je heen hand over
hand ziet toenemen. Je bent wat je hebt en als je niets meer hebt dan is er van je persoon
niet veel meer over. Daarom was de beurskrach van oktober vorig jaar zo’n enorme,
met name emotionele, schok voor veel mensen. Naast een financieel verlies werd ook
een groot persoonlijk verlies geleden. Er werd een flink stuk uit het ik-gevoel weggeslagen door de plotselinge koersval van de aandelen. Voor sommige mensen was dat niet meer verenigbaar met het voortbestaan: zij overleden aan een hartaanval!
Warmte
Er bestaat een zeer speciale relatie tussen vet en warmte. Vet is de beste manier om warmte vast te houden. In het proces van de vervetting en verkalking van ons vaatstelsel is het met die warmtehuishouding niet zo rooskleurig gesteld.
Hart- en vaatziekten worden niet voor niets koude ziekten genoemd. De mens heeft daar de warmte te veel tot zijn eigendom gemaakt en houdt haar krampachtig vast, zonder er overigens zelf erg veel plezier aan te beleven. Er bestaat een oneigenlijk gebruik van de warmte. Het hart en het circulerende bloed zijn juist bij uitstek een beeld voor het sociale vermogen van de mens, voor het geven en nemen, waarin de warmte lichamelijk, psychisch en geestelijk een prominente plaats inneemt. De mens maakt zijn bestaan zinvol doordat hij warmte kan geven en ontvangen. Zodra hij dat niet meer kan en zich daardoor isoleert van zijn omgeving, hoopt die warmte zich op en verstart zij tot vet.
Therapie
Het is typerend voor onze tijd dat we de oplossing van dit probleem zoeken in het manipuleren van de substanties. Dat komt dan neer op het verlagen van het cholesterol in het bloed door middel van medicijnen of dieetmaatregelen. Interessant genoeg is uit onderzoek gebleken dat notoire hartpatiënten een betere levensverwachting hebben als zij vegetarisch gaan eten. Dit wordt dan voornamelijk toegeschreven aan het lage cholesterol- en het hoge onverzadigde vetzuurgehalte van het reguliere vegetarische menu.
Het is de vraag of dit de hele waarheid is. De proefpersonen hadden eerst traditioneel gegeten in de trant van aardappels, vlees en groente en gingen vrij plotseling over op een vegetarisch dieet. Iedereen die een dergelijk proces heeft doorgemaakt, weet dat er heel wat met je gebeurt in de eerste maanden van de verandering. Je gaat lichamelijk en psychisch anders functioneren. Sommige mensen raken zo ongeveer in een depressie als ze vegetarisch gaan eten en dat niet alleen omdat ze het vlees zo missen. Anders gaan eten is een diep insnijdende biografische ingreep.
Het is heel wel mogelijk dat het vegetarisch gaan eten de personen uit het onderzoek
heeft wakkergeschud, wat zich daarna vertaalde in een verbeterde toestand van hun
hart en hun vaten.
Naast al dit soort maatregelen lijkt het ook heel zinvol om in de behandeling van hart-
en vaatziekten, en dan met name wat het vet betreft, te kijken naar de meer transcendente
betekenis van het vet en ons af te vragen hoe het zit met onze psychische en sociale warmtehuishouding. Is ons bloed met zijn organen een levend organisme dat in staat is om
ons in contact te brengen en te houden met onze leefwereld, of is ons hart een bunker,
net zo geïsoleerd en beveiligd als onze met welstand gevulde huizen. Als die vraag niet
kan worden beantwoord, heeft praten over een dieet, stoppen met roken of joggen geen
enkele zin.
Aart van der Stel, arts
(dit artikel verscheen in het niet meer bestaande blad Jonas-Geneeskundespecial-datum onbekend)
Zie ook: hart een pomp?
alle anderen over het hart